top of page

Artikels

Betekenis van namen in de Bijbel

1. Oude Testament

A. Algemene kenmerken van namen in het O.T.

1. Definitie

Het Hebreeuwse woord voor naam is “shem”.

De betekenis daarvan is:

1) naam

1a) naam

1b) faam, naam, roem

1c) de Naam, als aanduiding van God. Hasheem zoals Joden vandaag de dag zeggen

1d) gedenkteken, monument


De grondbetekenis is waarschijnlijk: teken, kenteken, markeringsteken. Dat is dan afgeleid van een werkwoord met nagenoeg dezelfde stam “suwm”

De betekenis daarvan is:

1) plaatsen, zetten, stellen, aanstellen, maken

1a) (Qal)

1a1) stellen, zetten, leggen, de hand leggen op

1a2) zetten, richten

1a2a) betonen (medelijden) (fig)

1a3) neerzetten, vestigen, oprichten, aanstellen, vormen, doen, bepalen, herstellen

1a4) plaatsen, benoemen, op de plaats zetten, planten, vastzetten

1a5) maken, maken voor, veranderen in, vaststellen, vormgeven, werken, veroorzaken, geven

1b) (Hiphil) als teken stellen, ten teken stellen

1c) (Hophal) gezet worden


Dit wordt misschien duidelijker aan de hand van deze tekst


Gen. 4:15:

En de HERE stelde een teken aan Kain, dat niemand, die hem zou aantreffen hem zou verslaan.


Het werkwoord dat hier gebruikt wordt “suwm” (een teken stellen) is dus zeer verwant aan het zelfstandig naamwoord “shem” (naam).


Zouden we ook kunnen zeggen: De Here maakte Kain een naam?

2. Traditie en gebruiken in het Oude Testament

2.a. Naam roepen

Als er in het Nederlands staat dat iemand een naam geeft dan staat er in het Hebreeuws dat er een naam werd uitgeroepen.

De moeder roept de naam uit over het pasgeboren kind

Genesis 4:25

En Adam had weer gemeenschap met zijn vrouw en zij baarde een zoon en gaf hem de naam Set, want [zeide zij] God heeft mij een andere zoon gegeven in plaats van Abel; hem immers heeft Kain gedood.


Genesis 29:32

Lea werd zwanger en baarde een zoon. Zij gaf hem de naam Ruben. Want, zei zij, de HEERE heeft mijn verdrukking gezien. Voorzeker, nu zal mijn man mij liefhebben.


Genesis 29:33

[Lea] werd weer zwanger en baarde een zoon. Zij zei: Omdat de HEERE gehoord heeft dat ik minder geliefd ben, heeft Hij mij ook deze [zoon] gegeven. Zij gaf hem de naam Simeon.


Genesis 30:11

Toen zei Lea: Het geluk is gekomen! En zij gaf hem de naam Gad.


Genesis 30:13

Toen zei Lea: [Wat] ben ik gelukkig! Want de vrouwen zullen mij gelukkig prijzen. En zij gaf hem de naam Aser.


Genesis 30:18

Toen zei Lea: God heeft mij beloond, omdat ik mijn slavin aan mijn man gegeven heb. En zij gaf hem de naam Issaschar.


Genesis 30:20

Lea zei toen: God heeft mij, [ja] mij, een mooi geschenk gegeven; ditmaal zal mijn man bij míj komen wonen, want ik heb hem zes zonen gebaard. En zij gaf hem de naam Zebulon.


Genesis 30:24

Zij gaf hem de naam Jozef en zei: Moge de HEERE mij nog een zoon geven!


Soms gebeurt dit door de vader

Genesis 4:26

En ook aan Set werd een zoon geboren, en hij noemde hem Enos.


De naam werd uitgeroepen over het kind.

Qara

1) roepen, uitroepen, opzeggen, lezen, uitschreeuwen, verkondigen

1a) (Qal)

1a1) roepen, schreeuwen, een geluid voortbrengen

1a2) roepen tot, roepen (om hulp), aanroepen (de naam van God)

1a3) verkondigen

1a4) luidop lezen, voorlezen, in zichzelf lezen

1a5) ontbieden, uitnodigen, roepen om, vragen, benoemen

1a6) noemen, benoemen, een naam geven, aanduiden

1b) (Niphal)

1b1) zich noemen

1b2) genoemd worden, afgekondigd worden, voorgelezen worden, ontboden worden, genoemd worden

1c) (Pual) genoemd worden, geroepen worden, uitgeroepen worden, uitverkozen worden



De oorspronkelijke stam, heeft de betekenis van "ontmoeten" (vijandig of vriendelijk)

1) ontmoeten, wedervaren, aantreffen

1a) (Qal)

1a1) ontmoeten, aantreffen

1a2) overkomen (fig)

1b) (Niphal) ontmoeten, overkomen

1c) (Hiphil) doen wedervaren


Dat wordt vertaald als:

SV -ontmoeten 5, wedervaren 4, bij geval 2, bejegenen 2, overkomen 1, voorkomen 1, voorvallen 1; 16

NBG -overkomen 4, aantreffen 2, komen 2, treffen 2, bij geval 1, brengen 1, ontmoeten 1, overvallen 1, toevallig 1, wedervaren 1; 16


U ziet dat de betekenis toch een rijkere en bredere inhoud heeft dan simpelweg: “Hij noemde hem zo of zo”.


Namen werden ook uitgeroepen over landen, grondgebieden, rivieren, dieren enzovoort. Een van de manieren in het O.T. om een bezitsoverdracht officieel te maken was de naam van de nieuwe eigenaar uitroepen over het stuk land of de akker die verkocht werd.


In Jes 43:1 lezen we

Maar nu, zo zegt de HEERE, uw Schepper, Jakob, uw Formeerder, Israël: Wees niet bevreesd, want Ik heb u verlost, Ik heb u bij uw naam geroepen, u bent van Mij.

Ook daar zien we het eigendomsrecht door het uitroepen van de naam over het bezit. Israël is van God.


Denk ook aan de priesterlijke zegen:

Num 6:22-27

En de HEERE sprak tot Mozes:

Spreek tot Aäron en zijn zonen en zeg: Zo moet u de Israëlieten zegenen, door tegen hen te zeggen:

De HEERE zegene u en behoede u!

De HEERE doe Zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig!

De HEERE verheffe Zijn aangezicht over u en geve u vrede!

Zo moeten zij Mijn Naam op de Israëlieten leggen; en Ík zal hen zegenen.

De zegen volgt op het eigendomsrecht. De heer van de slaaf had de verplichting te zorgen voor bescherming in geval van oorlog. De heer was verantwoordelijk voor de voeding en de hygiëne, kortom het welzijn van de slaaf. Gezag houdt in Bijbelse begrippen, ook zorg en bescherming in.


2 Kron 7:14

en Mijn volk, waarover Mijn Naam is uitgeroepen,

Gods volk is Gods eigendom.


2.b. Naam maken

Zich een naam maken betekent: zich manifesteren, roem verwerven. De mens is daar al heel gauw mee begonnen.


Gen 11:4

En zij zeiden: Kom, laten wij voor ons een stad bouwen, en een toren waarvan de top in de hemel reikt, en laten we voor ons een naam maken, anders worden wij over heel de aarde verspreid!”

De mens maakte zichzelf een naam om zich te verheffen tegen God uit rebellie, opstandigheid.

Ez 16:14

Van u ging een naam uit onder de heidenvolken vanwege uw schoonheid …

Een vrouw maakt naam door haar schoonheid.


Spr 22:1

Een goede naam is verkieslijker dan grote rijkdom

goede gunst dan zilver en dan goud.


Let er even op dat er letterlijk staat “een naam …” en niet goede naam. Dat zie je in de HSV als een woord cursief gedrukt is.

Dit vers is ook een typisch parallelisme. Dat betekent dat de eerste zin hetzelfde zegt als de tweede maar dan met andere woorden. Dan wordt hier dus aan het woord naam (goede naam) de betekenis gegeven van gunst. In het Hebreeuws staat er chen. Dat betekent: gunst, genegenheid, bekoorlijkheid, genade, bevalligheid of aanvaarding.


2.c. Voortleven van een naam

In de eeuwen van het O.T. hechtte men enorm veel belang aan het voortleven van zijn naam.

Gen 48:15-16

En hij zegende Jozef en zei: De God voor Wiens aangezicht mijn vaderen, Abraham en Izak, gewandeld hebben, de God Die mij als herder geleid heeft, mijn leven lang tot op deze dag, de Engel, Die mij verlost heeft van al het kwaad, zegene deze jongens, zodat door hen mijn naam genoemd zal blijven, en de naam van mijn vaderen Abraham en Izak en zij in het midden van het land in menigte zullen toenemen.


In het boek Richteren (20 en 21) zien we hoe alles in het werk gesteld wordt om (de naam van) de stam Benjamin te laten voortleven. Wie geen naam had bestond gewoon niet meer.


In dat verband is ook Jer 11:19 te noemen

Ik was als een argeloos lam dat ter slachting wordt geleid, want ik wist niet dat zij tegen mij plannen bedachten, door te zeggen: Laten wij de boom met zijn vrucht te gronde richten, laten wij hem uit het land der levenden afhakken, zodat er aan zijn naam niet meer gedacht wordt.


Hoe belangrijk men het vond dat zijn naam voortleefde blijkt uit het feit dat Absalom zijn naam aan een steenzuil geeft.

2 Sam 18:18

Absalom had het ondernomen om nog tijdens zijn leven een zuil voor zich op te laten richten in het Koningsdal. Want hij zei: Ik heb geen zoon om mijn naam in gedachtenis te houden. Hij had die zuil naar zijn eigen naam genoemd; daarom wordt die tot op deze dag ‘Hand van Absalom’ genoemd.



B. De betekenis van namen in het O.T.

1. Algemeen

We zagen al dat een naam betekenis geeft of een betekenis uitdrukt. We zullen nu gaan zien dat de uitleg van een naam ook betekenis geeft aan het verhaal of de geschiedenis waarin de naam voorkomt.

Aanvankelijk gaven ouders in Israël hun kinderen namen omwille van de betekenis met betrekking to het kind. Pas vanaf de 5de eeuw worden namen gegeven omwille van andere personen (bv. voorouders). Het spreekt voor zich dat gelovige ouders hun kinderen namen zullen geven waar “Heer” of “God” in voorkomt. Dat zijn namen met “Jo”, “Ja” en “El”. Wat is de waarde van die betekenis. Waaraan geeft ze uitdrukking?


2. Wat wordt er zoal uitgedrukt als de naamgever en de naamdrager mensen zijn?

2.a. Geloof

Als Adam zijn vrouw de naam Eva geeft getuigt dit van geloof. Adam betekent Aardeling, mens (van) rode (aarde) of uit aarde. Eva betekent levende, levenbarende. In zijn "Aantekeningen bij Genesis" schrijft Mackintosh” de slang was de oorzaak van de val en het zaad der vrouw zou de oorzaak van de verlossing zijn. Adam hoorde en geloofde dit en in de kracht van dit geloof noemde hij haar een moeder van alle levenden. Dit was een heerlijk bewijs van zijn geloof in Gods openbaring. Uit een natuurlijk oogpunt zou men haar liever een moeder van alle stervenden noemen.”


2.b. Onmacht van de mens, macht van God

Genesis 4:25

En Adam had opnieuw gemeenschap met zijn vrouw en zij baarde een zoon, en zij gaf hem de naam Seth. Want, [zei ze], God heeft mij ander nageslacht gegeven in de plaats van Abel; Kaïn heeft hem immers gedood.

Gen 4:26

ook bij Seth werd een zoon geboren, en hij gaf hem de naam Enos. Toen begon men de Naam van de HEERE aan te roepen.

Seth betekent “Plaatsvervanger”

Enos betekent “Stervende”? Blijkbaar zag de mens zijn toestand in. Seth geeft zijn zoon de naam “Stervende” en men begint de naam des Heren aan te roepen. Wij zijn stervende zonder God en hebben het nodig Hem aan te roepen.


Let ook even op

Gen 5:1-9

… Adam leefde honderddertig jaar, en verwekte een zoon naar zijn gelijkenis, naar zijn beeld; en hij gaf hem de naam Seth.

Adams dagen waren, nadat hij Seth verwekt had, achthonderd jaar; en hij verwekte zonen en dochters…


Van Kaïn en Abel is geen sprake meer in dit geslachtsregister. Blijkbaar bedoelde Adam die “Plaatsvervanger” wel heel letterlijk. Eva bedoelde dat God haar een andere zoon had gegeven in plaats van Abel. Abel (Hebel) betekent “Adem” en is van dezelfde stam als het woord Habel: adem, damp, ijdelheid.

Ook hieruit blijkt dat de mens zich bewust was van zijn onmacht en nietigheid.


2.c. Vertrouwen in de Heer

Gen 5:28-29

Lamech leefde honderdtweeëntachtig jaar, en verwekte een zoon. En hij gaf hem de naam Noach, en zei: Deze zal ons troosten over ons werk en over het zwoegen van onze handen, vanwege de aardbodem, die door de HEERE vervloekt is.


Lamech betekent strijder of sterke man. Noach betekent troost of rust. Wist Lamech hoe het zou aflopen met Noach? Neen, natuurlijk niet. Deze naam sprak van hoop.

Maar tegelijk zien we hoe de Schrift geïnspireerd is door God. We vinden het in de Bijbel zo vaak dat een naam als het ware een profetie is. Ook als de naam door mensen wordt gegeven zoals hier bij Noach.

In Gen 6 kunnen we lezen dat Noach genade vond in de ogen van God en dat hij onder zijn tijdgenoten een rechtvaardig en onberispelijk man was. Hij wandelde met God.

Op die manier is hij voor zijn ouders zeker tot troost geweest (Spr 10:1). Het vertrouwen dat Lamech uitsprak met de naamgeving werd door God niet beschaamd!


Enkele andere voorbeelden van namen die vertrouwen in God uitspreken zijn:

Leël: God toebehorend

Mehetabel: God doet goed

Reuël: God is een vriend

Eliëzer: Mijn God is hulp

Machseja: Jahweh is mijn toevlucht


Deze namen zijn telkens de sleutel van een heel Bijbelverhaal.


2.d. Een naam kan een belijdenis uitdrukken

Malkiël: God is mijn heerser

Joram: Jahweh is verheven

Chiël: God leeft

Gaddiël: God is geluk

Sjeva: Jahweh is de vervulling

Mikael (Michael): Wie is als God


2.e. Soms spreekt er verwachting uit een naam

Jeberekja: God zegene

Jismerai: God behoede

Jasmael: God verhore

Jehosua (Jesaja, Jezus, Jeshua): Jahweh redt

Jibnea: Jahweh bouwe op


2.f. Een bedanking aan God, erkenning.

Soms staat de betekenis van de naam gewoon vermeld in de reden die wordt gegeven.

Gen 41:51-52

Jozef gaf de eerstgeborene de naam Manasse. Want, zei hij, God heeft mij al mijn moeite en heel mijn familie doen vergeten.”

De tweede gaf hij de naam Efraïm. Want, zei hij, God heeft mij vruchtbaar doen worden in het land van mijn verdrukking.


Jonathan: Jahweh heeft gegeven

Jozef: Jahweh heeft toegevoegd of moge Jahweh toevoegen

Asaja: gemaakt door Jahweh

Gemarja: Jahweh heeft gezorgd

Elazar: God heeft geholpen

Eljada: God heeft gevoeld



3. Naamsveranderingen door mensen in het Oude Testament

3.a. Naamsveranderingen van mensen

Regelmatig zien we dat iemands naam veranderd wordt. De bedoeling is dan om een nieuwe betekenis te geven aan die persoon.

Laat ons eens beginnen bij Benjamin die eerst Ben - Oni noemde.

Gen 35: 18

En het gebeurde, toen haar ziel het lichaam verliet, want zij stierf, dat zij hem de naam Ben-oni gaf. Zijn vader gaf hem echter de naam Benjamin.

Ben-oni betekent: zoon van mijn smart

Benjamin betekent: zoon van het geluk. Letterlijk is het “zoon van (mijn) rechterhand”.

Zoon van de rechterhand betekent zoveel als "zoon van het geluk".

Grappig is hierbij op te merken dat veel van zijn nakomelingen, de Benjaminieten, linkshandig zouden zijn. We vinden dit bijvoorbeeld terug in de geschiedenis van de moord op de Moabitische koning door Ehud

Richteren 3:15

Toen riepen de Israëlieten tot de HEERE, en de HEERE deed voor hen een verlosser opstaan: Ehud, de zoon van Gera, een Benjaminiet, een man die linkshandig was.

Dus letterlijk staat er: ... een zoon van de rechterhand, een man die linkshandig was ...

Rachel noemde haar eerste zoon Jozef (moge God mij toevoegen). Toen God haar een tweede zoon gaf noemde ze hem zoon van mijn smart (ze stierf). Maar Jacobs dankbaarheid voor zijn zoon liet hem die naam veranderen in “mijn gelukszoon”


Gen 41:45

De farao gaf Jozef de naam Zafnath Paäneah…

Dat betekent volgens het Hebreeuws-Nederlands lexicon: schatkamer van de glorierijke rest.

Anderen vertalen dit met Ip Ankh wat een gewone Egyptische naam is en betekent: “Hij zal leven”

Misschien moeten we ons bij deze nieuwe naam iets voorstellen in de zin van: “Lang zal hij leven”. Jozef was van zeer grote betekenis voor de farao.


2 Kon 23:34

Bovendien maakte farao Necho Eljakim, de zoon van Josia, koning in de plaats van zijn vader Josia en veranderde zijn naam in Jojakim. Joahaz nam hij echter mee, en toen die in Egypte aankwam, stierf hij daar.

Eljakim betekent: "Elohim doet opstaan" of "Elohim stelt op", Jojakim betekent: Jahweh richt op. Herlees dit vers eens nadat u de volledige studie hebt gekregen!


2 Kon 24:17

En de koning van Babel maakte Mattanja, de oom van Jojachin, koning in zijn plaats en veranderde zijn naam in Zedekia.

Mattanja betekent: “Gift van Jahweh”, Zedekia betekent: "Jahweh is rechtvaardig"


Daniël 1:6-7

Onder hen waren uit de Judeeërs: Daniël, Hananja, Misaël en Azarja.

Het hoofd van de hovelingen gaf hun andere namen. Daniël noemde hij Beltsazar, Hananja Sadrach, Misaël Mesach en Azarja Abed-Nego.


Daniël: Mijn rechter is God

wordt

Beltsazar: Bescherm het leven van de koning

of: heer van de schat van iemand die in verlegenheid is


Hananja: Genadig is Jahweh

wordt

Sadrach: Koninklijk of groot schrijver.

Volgens anderen bevel van Aku (dat is de maangod)


Misaël: Wie is als God

wordt:

Mesach: Gast van een koning.

Volgens anderen: wie is als Aku (maangod)


Azarja: Jahweh heeft geholpen

wordt

Abed-Nego: Dienaar van Nebo (= Nabu, god van de wijsheid)


(Hieruit blijkt maar weer eens dat het niet altijd zo simpel is om namen te vertalen. Gelukkig zijn we gezegend met veel geleerden die dat voor ons kunnen doen.)

We zien duidelijk dat het Babylonische hof invloed wilde uitoefenen op deze Hebreeërs door andere namen over hen uit te roepen. Namen die in verband stonden met hun nieuwe functie. En in elk geval namen waarin Elohim of Jahweh niet meer voorkomen. Zeker ook namen die in verband staan met de afgodendienst.

Nebukadnezar zegt dat heel duidelijk:

Dan 4:8

… Daniël-zijn naam is Beltsazar, naar de naam van mijn god …”

Trouwens Nebukadnezar zou zijn zoon ook ongeveer zo noemen: Belsazar (Bel bescherme de koning)


3.b. Naamsveranderingen van plaatsen

Gen 28:19

Hij (Jakob) gaf die plaats de naam Bethel, hoewel de naam van de stad eerst Luz was.

Bethel betekent huis van Elohim, huis van God.

Luz betekent amandelboom of hazelaar.


Gen 35:6

Zo kwam Jakob in Luz, dat in het land Kanaän ligt-het tegenwoordige Bethel-hij en al het volk dat bij hem was.

Hij bouwde daar een altaar en noemde die plaats El Bethel, want God had Zich daar aan hem geopenbaard, toen hij voor zijn broer vluchtte.

De tweede keer dat Jakob op die plaats komt, bouwt hij er een altaar en noemt die plaats nog net een beetje anders, namelijk El-Bethel. Dat betekent: de God van het huis van God. Elohim van het huis van Elohim.


4. Naamsveranderingen door God in het Oude Testament

Gen 17:5

U zult niet meer Abram heten, maar uw naam zal Abraham zijn, want Ik zal u vader van een menigte van volken maken.

Abram betekent: “verheven vader”

Abraham betekent: “vader van een menigte”

Ter bevestiging van het profetische woord dat God gesproken had, verandert Hij de naam van Abram. Deze naam komen we verder niet meer tegen op 2 uitzonderingen na.

1. In de geslachtslijst in 1 Kron 1, waar dan direct bij vermeld wordt “dat is Abraham”

2. In Nehemia 9:7 in het gebed van de Levieten “U bent de HEERE, de God Die Abram heeft uitgekozen en hem heeft uitgeleid uit Ur van de Chaldeeën, en U hebt zijn naam veranderd in Abraham.”

Tijdens het leven van Abraham komen we zijn oude naam niet meer tegen!


Gen 17:15-16

Verder zei God tegen Abraham: U moet uw vrouw Sarai niet meer Sarai noemen, maar haar naam zal Sara zijn.

Want Ik zal haar zegenen, en u ook uit háár een zoon geven; ja, Ik zal haar zo zegenen dat zij tot volken zal worden; er zullen koningen van volken uit haar voortkomen.


Sarai betekent: zich gedragen als een prins(es). Anderen vertalen: vorstelijk.

Sara betekent: vorstin, prinses, edelvrouw, edele dame


Als ik het in mijn eigen woorden mag zeggen staat er iets als: “Uw vrouw zal niet meer gewoon lijken op een vorstin, ze zal echt een vorstin zijn.”

En dat komt overeen met de zegen die God haar geeft dat er vorsten van volken uit haar zullen voortkomen. Ook hier zien we dat haar oude naam nooit meer wordt gebruikt. De nieuwe naam is onmiddellijk van kracht.


Dat is anders bij Jakob, ons volgende voorbeeld.

Gen 32:26-28

En Hij zei: Laat Mij gaan, want de dageraad is aangebroken. Maar hij zei: Ik zal U niet laten gaan, tenzij U mij zegent.

En Hij zei tegen hem: Wat is uw naam? En hij antwoordde: Jakob.

Toen zei Hij: Uw naam zal voortaan niet meer Jakob luiden, maar Israël, want u hebt met God en met mensen gestreden, en hebt overwonnen.

Akeeb is Hebreeuws voor hiel.

Jakob (Ya’akob) betekent: "hij die de hiel vastgrijpt". Maar ook: “hielelichter, bedrieger”. [1]

Israël betekent: "God heeft de overhand, "God zegeviert""

Ik kies voor de letterlijke betekenis van de naam Jakob: “hielvasthouder”. Dat is feitelijk en niet beoordelend.

Maar terug naar onze tekst. Hier staat “uw naam zal niet meer luiden Israël. Letterlijk: "uw naam zal niet meer geroepen worden Jakob"

Hier staat niet dat God hem Israël NOEMT!!!

Pas in Gen 35:10 staat er:

(HSV) God zei toen tegen hem: Uw naam is Jakob, maar uw naam zal voortaan niet meer Jakob luiden, maar Israël zal uw naam zijn; en Hij gaf hem de naam Israël.

(NBG) en God zeide tot hem: Gij heet Jakob; gij zult niet meer Jakob heten, maar Israël zal uw naam zijn. En Hij noemde hem Israël.

En pas na deze verklaring vinden we de naam Israël terug. De profeten zullen echter terug de naam Jakob gaan gebruiken als ze spreken over het ongehoorzame volk, het verhardde volk of als ze een vloek of straf uitspreken over Israël.

Ze zullen de naam Israël gebruiken als ze Gods zegen of Zijn beloftes uitspreken.


Tijdens het leven van Jakob wordt de nieuwe naam amper gebruikt. Zelfs God bleef hem aanspreken als Jakob:

Gen 46:2 “En God sprak tot Israël door nachtelijke visioenen en zei: Jakob! Jakob! En hij zei: Zie, hier ben ik.”


Het blijft raar aandoen om de 2 namen door elkaar gebruikt te zien:

Gen 46:5 “Toen stond Jakob op en vertrok uit Berseba, en de zonen van Israël vervoerden hun vader Jakob, hun kleine kinderen en hun vrouwen op de wagens die de farao gestuurd had om hem te vervoeren.”

Genesis 46:8vv “Dit zijn de namen van de zonen van Israël die naar Egypte kwamen, Jakob en zijn zonen. De eerstgeborene van Jakob: Ruben” enzovoort …

Duidelijk hierin is, denk ik, wel dat de belofte van God op Jakobs nageslacht sloeg.


Nog 1 tekst:

Jes 43:1

Maar nu, zo zegt de HEERE, uw Schepper, Jakob, uw Formeerder, Israël: Wees niet bevreesd, want Ik heb u verlost, Ik heb u bij uw naam geroepen, u bent van Mij

God heeft Jakob geschapen en Hij heeft er Israël van gemaakt (Formeerder komt van een werkwoord dat” vormen, boetseren” betekent).

Zowel het scheppen als het formeren is Gods werk.


2. Nieuwe Testament

A. Algemeen

Het Griekse woord voor naam is “onoma”

Dat betekent:

1) naam, benaming

2) (goede of slechte) roep, roem, aanzien, gedachtenis, roem bij het nageslacht, persoon.

3) personen gerekend bij hun namen


Maar als het erop aan komt een naam te geven, ziek we in het Grieks hetzelfde verschijnsel als in het Hebreeuws.

Kaleo (naam geven of noemen) betekent:


1) roepen

1a) luid roepen, met luide stem spreken

1b) uitnodigen

2) aanroepen, met naam en toenaam roepen

2a) een naam geven aan iemand of iets

2a1) een naam ontvangen

2a2) iemand iets noemen

2b) heten, d.w.z. een naam of titel dragen

2c) iemand met zijn naam groeten


B. Traditie en gebruiken in het Nieuwe Testament

1. Naam roepen

Ten tijde van de Heer Jezus waren nog de tradities van het O.T. in zwang.

Wat de gewoonten van de naamgeving betreft hoeven we verder niets toe te voegen.


Net zoals Hosea de opdracht kreeg om zijn kinderen bepaalde namen te geven, zien we al bij aanvang van het Nieuwe Testament hoe Zacharias zijn zoon Johannes moest noemen.

Lukas 1:13

Maar de engel zeide tot hem: Wees niet bevreesd, Zacharias, want uw gebed is verhoord en uw vrouw Elisabet zal u een zoon baren en gij zult hem de naam Johannes geven.


En ook als Gods Zoon in de wereld komt zien we de opdracht om Hem Jezus te noemen.De Naardense Bijbel zegt het zo:

Matt 1:21

zij zal een zoon baren en jij zult als zijn naam uitroepen: Jezus!- de Heer redt; want hij zal zijn gemeente redden van hun zonden!

Matt 1:23

zie, de maagd zal zwanger worden en een zoon baren, en als zijn naam zullen ze uitroepen ‘Immanoeël’; vertaald is dat: met ons is God!

Luk 1:31

zie, je zult in je schoot ontvangen en baren een zoon en zijn naam noemen: Jezus,


Voor ons gelovigen uit het Nieuwe Verbond is dit een prachtig beeld.

Lees even mee in

Jak 2:7

(NBG51) Zijn zij het niet, die de goede naam welke over u aangeroepen is, lasteren ?

(Canisius) zijn zij het niet, die de heerlijke Naam lasteren, waarnaar gij genoemd wordt?

(HSV) Lasteren zij niet de goede Naam, Die over u is aangeroepen?

Wij zijn van eigenaar veranderd. We zijn nu van God: Zijn kinderen. Van Jezus: Zijn schapen, Zijn slaven. Zijn naam is over ons uitgeroepen.


2. Naam maken

1 Petr 2:20

Want wat voor roem is er als u het geduldig verdraagt wanneer u zondigt en daarvoor slagen ontvangt? Maar als u het geduldig verdraagt wanneer u goeddoet en daarvoor lijdt, is dat genade bij God.

Het woordje roem kan ook vertaald worden met “goede roep”. En dat is synoniem voor goede naam.

We mogen ons een naam maken. Maar dan wel een goede. We moéten dat zelfs doen. Maar de nadruk zal dan niet liggen op ónze naam maar op de Naam die over ons is uitgeroepen.


3. Voortleven van een naam

Dat zal voor de Joden allicht nog wel belangrijk geweest zijn. Voor hen veranderde er niets. We vinden daar niets van terug in het N.T.

De boodschap van het N.T. is duidelijk het eeuwige leven. Het toekomstperspectief verandert van dit leven, op de aarde, naar een leven met God in de hemel. De beloften zijn niet meer natuurlijk maar geestelijk.


C. De betekenis van namen in het N.T.

1. Algemeen

Alhoewel de samenleving in Israël veel multicultureler was dan in de O.T. tijd waren de vroegere namen nog wel in zwang. Vanaf de 5de eeuw begonnen mensen hun kinderen namen te geven met verwijzing naar andere mensen (familie of zo).


2. Wat wordt er zoal uitgedrukt als de naamgever en de naamdrager mensen zijn?

Idem aan O.T.


3. Naamsveranderingen door mensen in het N.T.

Die zien we niet echt in het N.T. We zien wel woordspelingen met een naam.


Denk aan Onesimus, de slaaf, wiens naam “de nuttige” betekent

Fil 1:10-11

Ik doe een beroep op u ten behoeve van mijn zoon, die ik heb voortgebracht toen ik in boeien geslagen was, namelijk Onesimus (de Nuttige). Hij was voorheen voor u van geen nut, maar nu is hij voor u en voor mij van veel nut. Ik heb hem teruggestuurd.


Ondanks zijn naam was hij vroeger van geen nut voor u maar tegenwoordig is hij van veel nut…

Anders gezegd: vroeger was de Nuttige nutteloos, maar nu is de Nuttige zeer nuttig.


4. Naamsveranderingen door God in het N.T.

We beschouwen Jezus hier als God.

4.a. Petrus

Joh 1:42

En hij leidde hem tot Jezus. Jezus keek hem aan en zei: U bent Simon, de zoon van Jona; u zult Kefas genoemd worden, wat vertaald wordt met Petrus.

Direct als de Heer Jezus Simon ontmoet geeft Hij hem een andere naam.

Simon komt van Simeon en betekent “gehoord”

Kefas is Aramees en betekent rotsholte (ook rots) zie verder de woordspeling hieronder.


Mat 16:16-18

Simon Petrus antwoordde en zei: U bent de Christus, de Zoon van de levende God…

En Ik zeg u ook dat u Petrus bent, en op deze petra zal Ik Mijn gemeente bouwen, en de poorten van de hel zullen haar niet overweldigen.


Petrus zou rots betekenen. Grieks: Petros

Petrus =" een rotsblok"

Maar zijn naam in het Aramees is Kefas: (rotsholte)


Petra betekent:

1) een rots, klif of richel

1a) een vooruitstekende rots, steile rotspunt, rotsachtige grond

1b) een rotsblok, een grote steen

1c) metaf. een man als een rots, vanwege zijn standvastigheid en zielskracht


Deze woordspeling zou dan zoveel willen zeggen als: Gij zijt een grot (holle rots) en op deze rots (“volle rots”) zal ik mijn gemeente bouwen. Daarmee doelend op zijn belijdenis.

Een prachtige woordspeling. Zoiets als gij zijt een holle rots en die zal gevuld worden door de "vooruitstekende rots" of "een grote steen". Sterker dan dat kan het niet worden als een rotsholte gevuld wordt door rots is ze super solide.


Een andere uitleg is dat Petrus, zoals in de Franse vertaling van zijn naam: Pierre, steent(je) of kei zou betekenen. Maar daarvoor vind ik geen bewijs in de woordenboeken.


Petra is het woord dat wordt gebruikt in de gelijkenis van de wijze man en de dwaze man die respectievelijk op de rots (petra) en op het zand bouwden. De wijze man groef het losse zand weg tot op de vaste grond. In sommige dialecten zegt men in de bouw: "Ik groef tot op den harden"

Dat is tot op de vaste grond waarop gebouwd kan worden, waarop de fundamenten kunnen worden gegoten.


4.b. Paulus

Ik vind het heel jammer voor degenen die er een theorie op hebben gebouwd, maar Paulus heeft in het N.T. nooit een nieuwe naam ontvangen.

De ene keer noemde hij Shaul (Hebreeuws), eigenlijk Sha'ul ha Tarsi (Paulus van Tarsus) de andere keer noemde hij Paulus (een Latijnse vorm van het Griekse Paulos) en nog een andere keer noemde hij Saulus (zoals de vertaler het besloot).

Afhankelijk van de streek waar hij was, noemde hij Shaul, Paulus, PaUlos of Saulus.

Vandaag de dag zien we dat ook: Jan of Johan wordt in het Engels John genoemd, in het Italiaans Gianno of Giovanni, in het Latijn Joanes, in het Hebreeuws Jochanan. Het gaat steeds over dezelfde persoon zonder dat iemand zijn naam veranderde!


4.c. Christenen

Kreeg Paulus in het N.T. geen nieuwe naam, hij zal er een krijgen zoals iedereen die gered is.

Want de belangrijkste naamsverandering moet nog komen:

De profeten van het O.T. hadden het al over een nieuwe naam. Israël kon niet vermoeden wat de toekomst met God allemaal inhield. Maar de belofte was er wel. Als zij zich aan hun deel van het verbond hielden zou God hen laten voortbestaan. Ze zouden zelfs een nieuwe naam krijgen. Het belang daarvan kenden ze heel goed.


Jesaja 62:2

Volken zullen uw heil zien, alle koningen uw heerlijkheid en men zal u noemen met een nieuwe naam, die de mond des HEREN zal bepalen;

Voor ons christenen is dat idee heel belangrijk. Want ook ons is een nieuwe naam beloofd.


Openbaring 2:17

Wie een oor heeft, die hore, wat de Geest tot de gemeenten zegt. Wie overwint, hem zal Ik geven van het verborgen manna, en Ik zal hem een witte steen geven en op die steen een nieuwe naam geschreven, welke niemand weet, dan die hem ontvangt.


En het regent namen in

Openbaring 3:12

Wie overwint, hem zal Ik tot een zuil in de tempel van Mijn God maken, en hij zal daaruit niet meer weggaan. En Ik zal de Naam van Mijn God op hem schrijven en de naam van de stad van Mijn God, het nieuwe Jeruzalem, dat neerdaalt uit de hemel, bij Mijn God vandaan, en Mijn nieuwe Naam

Dat is onze toekomst. Wij zullen voortleven met Zijn naam.


Voetnoten: [1] De vraag is natuurlijk of die betekenis van bedrieger er al was op het moment dat Jakob die naam kreeg of dat die betekenis is afgeleid uit het leven van Jakob. Een dergelijk verschijnsel kennen we vandaag ook. We noemen iemand een barbaar die zich gewelddadig of onbeschoft gedraagt. De Grieken en de Romeinen noemden een volk barbaren als ze hen niet konden verstaan of als hun cultuur op hen vreemd overkwam. Daarmee werd zeker niet bedoeld dat die mensen ruw of onbeschaafd waren. In Hand 28:2 staat van de Maltezers: “En de inlandse bevolking (barbaros = barbaren) bewees ons buitengewone menslievendheid, want zij staken een vuur aan en haalden ons er allen bij, vanwege de regen die was gaan vallen, en vanwege de koude.” Er is dus een zeer groot verschil ontstaan tussen de originele betekenis en de huidige betekenis van het woord. Dat kan ook zo zijn bij de naam Jakob.

bottom of page